De eerste vorm van mozaïek was het creëren van patronen van gekleurde kegels gemaakt van klei om muren en zuilen te versieren. De Turken kwamen daarna in 800 v.Chr. met het idee om ook vloeren te versieren met kiezelstenen. Praktisch en decoratief tegelijkertijd, werd dit vooral gebruikt om interieurs van huizen te versieren.

In 300-500 v.Chr. perfectioneerden de Grieken de techniek van de Turken en maakten ook voorstellingen van mythologische figuren in mozaïek. Daar werd voornamelijk tesserae voor gebruikt, kleine en meer evenredige blokjes van gekleurd steen, marmer of aardewerk om het geheel veel duidelijker en geraffineerder te maken. In Pompei vindt men verschillende bewaarde mozaïekvoorstellingen gemaakt door Griekse artiesten uit die tijd, voornamelijk rond de thema’s fauna en flora.

De Romeinen ontwikkelden de mozaïek van de Grieken. In het hele gebied van het Romeinse Rijk zijn mozaïeken gevonden van allerhande soorten en stijlen, die dateren van 200-300 v.Chr., vooral voorstellingen van hun Goden, van het dagelijkse leven en geometrische patronen in felle kleuren. Deze kunstvorm werd door de Romeinen verspreid over Europa en Noord Afrika.

De term “mozaïek” ontstond in Rome in 100 v.Chr. Deze komt oorspronkelijk van het Latijnse musiuum opus hetgeen vroeger werd gebruikt voor mozaïek waarmee grotten en fonteinen werden versierd, bedoeld als rustplaatsen (musaea genaamd) voor de muzen.

Vooral rijk was de Byzantijnse periode vanaf de vijfde eeuw. Terwijl de Romeinen vloeren bekleedden met mozaïek, waren de Byzantijnen vooral gespecialiseerd in het verfraaien van muren en plafonds (vooral in christelijke kerken). In Ravenna kan men bijvoorbeeld de kunstvaardigheid van die periode bewonderen. Het creëren van een golvend oppervlak, het vrije gebruik van heldere kleuren, van gouden en zilveren “smalti” (ondoorzichtig glas) in combinatie met andere materialen zorgden ervoor dat het licht werd opgevangen en weerkaatst zodat de bijbelse afbeeldingen op binnenmuren, plafonds en koepels goed tot hun recht kwamen. De Byzantijnse mozaïek wordt het belangrijkste element van de binnenhuisarchitectuur van kerken en basilieken, waar zogoed als alles werd versierd met bijbelse voorstellingen in mozaïek.

De kunst van de mozaïek werd ook vaak uitgeoefend in de gebieden die door de islam werden overheerst. In de achtste eeuw brachten de Moren de islamitische mozaïekkunst naar West Europa. Vele moskeeën werden versierd en de voorstellingen waren in het algemeen geometrische complexe figuren, doordat de islamitische religieuze kunst alle beelden van gezicht en lichaam verbiedt. De kleurtinten waren levendig en warm. Een goed voorbeeld van deze kunstvorm is de Moskee in Cordoba (Spanje) en in vele Arabische landen een specifieke mozaïekstijl genaamd Zillij.

In het begin van de Renaissance nam de toepassing van de mozaïek wat af. Pas aan het einde van de zestiende eeuw bereikte de renaissancemozaïek zijn hoogtepunt met mozaïekwerken die net schilderijen leken vanwege hun verfijnde uitvoering en de goede weergave van details in de compositie. Ghirlandaio, een bekende Italiaanse schilder (1483-1560) noemde de mozaïekkunst: “La vera pittura per l’eternità” (“Voor eeuwig de ware schilderkunst”). In een atelier in het Vaticaan werden monumentale panelen gemaakt door Italiaanse kunstenaars voor de St. Pieterskerk. In het begin van de achttiende eeuw was Rome hét grote mozaïekcentrum.

In de negentiende eeuw bracht de voorliefde voor historische stijlen een opleving van de Byzantijnse mozaïekkunst. Speciale scholen werden opgericht voor het uitvoeren van grote overheidsopdrachten zoals de St. Paul’s Cathedral in Londen en de Opéra in Parijs.

In het begin van de twintigste eeuw, met het opkomen van de Jugendstil en vooral de Catalaanse versie ervan genaamd “modernismo”, kreeg de mozaïek meer abstracte, gestileerde vormen. Gebouwen in Parijs, Praag en in het bijzonder Barcelona kregen zo een andere look. Architect Antonio Gaudi (voorman van de Art Nouveau beweging) werkte samen met Josep Maria Jujol en produceerde de meest indrukwekkende mozaïekstukken, bijvoorbeeld om gebouwen te bekleden. Een goed voorbeeld hiervan is het Parc Guell in Barcelona. Gaudi is wereldberoemd geworden met zijn uitbundige en karakteristieke architectuur waarbij hij gebruik maakte van keramische tegels, maar waarin hij ook gebroken aardewerk en andere gevonden voorwerpen verwerkte. Gaudi maakte plaats voor vrijheid en expressie in de mozaïekkunst. Eén van zijn mooiste werken is het met mozaïek decoreren van de beroemde kerk Sagrada Familia in Barcelona. Kunstenaars zoals Klimt, Chagall en Kokoschka werden door Gaudi geïnspireerd en besloten de mozaïekkunst ook voor hun werk te gebruiken.

Ook een bekende stijl is de “Picassiette” vertegenwoordigd door de Fransman Raymond Edouard Isadore, die zijn hele huis bedekte met allerhande stukken glas, porselein en aardewerk. Hij deed dat tussen 1938 en 1964, gedurende 28 jaar dus!

Andere bekende voorbeelden van origineel versierde gebouwen en kunstwerken uit de twintigste eeuw zijn de Watts Towers in Los Angeles en de Tarot Tuin in Toscane.

Nu, in het begin van de eenentwintigste eeuw, is er een tendens om mozaïek niet meer als een kunst te zien maar als een oud ambacht of beter een toegankelijke en niet-elitaire vorm van creativiteit. Bovendien zijn het strakke en de design erg “in” en kan mozaïek daardoor misschien geassocieerd worden aan kitsch vanwege de vrolijke motiefjes en de tierlantijntjes die eraan te pas komen. Echter, het voordeel van mozaïekkunst is dat de techniek ervan de ruimte biedt om met de tijd mee te evolueren. De kunstenaar die niet bang is om een nieuwe weg in te slaan kan ongetwijfeld moderne, abstracte en strakke mozaïekstukken ontwerpen, die zeker kunnen passen in een design interieur. De traditionele mozaïek moet uiteraard zijn waarde behouden, maar dit weerhoudt niet dat men kan blijven werken aan het verder ontwikkelen en verrijken van deze eeuwenoude kunstvorm ...



Joomla Template by Joomlashack